Publicaties
Arbeidsrecht
De WW-uitkering (1)
Om recht te hebben op een WW-uitkering moet een werknemer in de periode van 36 weken voorafgaand aan de werkloosheid in tenminste 26 weken hebben gewerkt. Een week telt al mee als in die week op één dag is gewerkt. Is aan deze eis voldaan dan ontvangt de werknemer een basisuitkering van drie maanden.
Een werknemer heeft recht op een langere uitkering als hij in de vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaand aan het jaar waarin hij werkloos is geworden gedurende tenminste vier jaar over tenminste 52 dagen per jaar loon heeft ontvangen. Voldoet een werknemer aan deze eis dan duurt de WW-uitkering in maanden even lang als zijn arbeidsverleden in jaren. De WW-duur wordt berekend aan de hand van het feitelijke en fictieve arbeidsverleden. Iedereen kan zijn arbeidsverleden nakijken in zijn digitaal verzekeringsbericht, op te vragen via de website van het UWV met gebruikmaking van zijn DigiD.
De hoogte van de WW-uitkering is gebaseerd op het laatst verdiende (dag)loon. De uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% van het dagloon, daarna 70%. De uitkering is wel aan een maximum gebonden.
In het regeerakkoord zijn niet alleen wijzigingen in het ontslagrecht aangekondigd maar ook grote ingrepen in de WW. Het kabinet is van plan de duur en hoogte van de uitkering maar ook de manier waarop recht op een WW-uitkering wordt opgebouwd te veranderen. De voorgenomen wijzigingen zullen nog veel discussie opleveren. De huidige regelgeving zal waarschijnlijk niet vóór 1 juli 2014 worden aangepast.
Arbeidsrecht