Een adieu aan de algehele gemeenschap van goederen?

23 feb 2016 Familierecht Renee Heerkens

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.
De D66, PvdA en de VVD hebben een wetsvoorstel gepresenteerd met de bedoeling om een nieuw basisstelsel voor het huwelijksvermogensrecht te introduceren. Nederland kent al sinds 1838 de wettelijke algehele gemeenschap van goederen als basisstelsel. Volgens de wet huwt men in algehele gemeenschap van goederen, tenzij voorafgaand aan het huwelijk bij huwelijkse voorwaarden van dit stelsel wordt afgeweken. Als het aan de genoemde politieke partijen ligt, komt aan dit stelsel op korte termijn een eind en wordt de beperkte gemeenschap van goederen de nieuwe standaard van het huwelijksvermogensrecht. Dit laat overigens onverlet dat partijen nog steeds kunnen kiezen voor een algehele gemeenschap. Partijen zullen deze keuze dan echter moeten laten vastleggen door een notaris in een akte van huwelijkse voorwaarden.

Huidige systeem

De grote meerderheid in Nederland trouwt zonder het laten opmaken van huwelijkse voorwaarden, met als gevolg dat tussen echtgenoten een gemeenschap van goederen bestaat. Tot de gemeenschap behoren alle goederen die partijen voorafgaand aan het sluiten van het huwelijk al hadden én de goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen. Uitgezonderd van de gemeenschap zijn de goederen waarvan bij testament of gift is bepaald dat deze niet in de gemeenschap vallen en verknochte goederen of schulden. Ook een voor of tijdens het huwelijk opgerichte of verkregen onderneming, valt dus in de gemeenschap van goederen en zal bij een eventuele echtscheiding moeten worden verdeeld.

De voorgestelde wijzigingen

Voorgesteld is om de gemeenschap te beperken tot datgene dat de beide echtgenoten tijdens het huwelijk hebben opgebouwd. Bezittingen en schulden die al voor het huwelijk tot het vermogen van een van de echtgenoten behoorden en erfenissen en giften verkregen door een van partijen, vallen voortaan buiten de gemeenschap. Een tijdens het huwelijk opgerichte onderneming, behoort eveneens tot de gemeenschap. Indien een van partijen voor het huwelijk een eigen onderneming had, dan valt deze onderneming niet In de gemeenschap. Wel worden in dat geval de tijdens het huwelijk gerealiseerde winsten of geleden verliezen geacht ten gunste of ten laste van de huwelijksgemeenschap te komen.

Kritische noot

Het wetsvoorstel kent wat mij betreft de nodige voordelen. Zo wordt de willekeur bij een erfenis of gift weggenomen doordat een uitsluitingsclausule niet langer noodzakelijk is. Daarnaast kan de ene echtgenoot niet langer worden aangesproken voor voorhuwelijkse schulden van de andere echtgenoot. Voorts sluit het voorgestelde stelsel beter aan bij de internationale standaard (alleen Nederland, Suriname en Zuid-Afrika hanteren immers de algehele gemeenschap van goederen nog als standaard). Er zijn echter ook de nodige kanttekeningen bij het wetsvoorstel te plaatsen. De echtgenoten dienen bij het aangaan van het huwelijk goed inzichtelijk te hebben welke activa en passiva tot hun privévermogen behoren. Partijen zullen dit tevens goed moeten vastleggen om discussie en bewijsproblemen bij een echtscheiding te voorkomen. Hoewel het wetsvoorstel geen administratieplicht kent, doen de echtgenoten er verstandig aan om ook tijdens hun huwelijk goed bij te houden wat tot de privévermogens van partijen behoort en wat tot de huwelijksgemeenschap behoort. In het bijzonder wanneer de ene echtgenoot tijdens het huwelijk investeert in het privévermogen van de andere echtgenoot of wanneer een echtgenoot aflost op schulden waarvoor de andere echtgenoot aansprakelijk is. Houden partijen hiervan geen deugdelijke administratie bij, dan heeft dit tot gevolg dat alsnog het volledige vermogen bij echtscheiding moet worden gedeeld, omdat er een algehele gemeenschap bestaat als men niet kan bewijzen dat iets een privégoed is. De ervaring leert dat partijen die thans zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met een periodiek verrekenbeding, deze administratie in de praktijk onvoldoende voeren. Hier ligt dus een risico. Overigens geeft het wetsvoorstel ook niet aan op welke manier kan worden bewezen dat iets een privégoed is. Er ligt dus ook een bewijsrisico op de loer en de kans op meer complexe procedures moet daardoor niet worden onderschat. De voor- en nadelen van het voorstel tegen elkaar afwegend, acht ik de tijd rijp voor een nieuw en meer internationaal georiënteerd huwelijksvermogensrecht. De vraag is echter of het wetsvoorstel in de voorgestelde vorm in werking zal treden en op welk moment. Het wetsvoorstel dient immers nog door de beide kamers te worden goedgekeurd en tussentijds kunnen ten aanzien van het voorstel nog wijzigingen worden doorgevoerd. Uiteraard houd ik u van dit verloop graag op de hoogte.

Over de blogger
Renee Heerkens

Meer artikelen van Renee Heerkens

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.