Een niet-wijzigingsbeding voor partneralimentatie; houdbaar in tijden van corona?

03 aug 2021 Familierecht Anoeska van Ginderen

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.

Eind 2018 wordt de echtscheiding tussen Mark en Annette door de rechtbank uitgesproken. Mark en Annette hebben in overleg afspraken gemaakt over de gevolgen van de echtscheiding, waaronder de partneralimentatie. Zij hebben afgesproken dat Mark aan Annette vanaf 1 augustus 2018 maandelijks € 5.000,- bruto voldoet als bijdrage in haar levensonderhoud. Voor deze bijdrage geldt een niet-wijzigingsbeding. Dit beding houdt in dat de overeengekomen afspraak in principe niet meer gewijzigd kan worden. Ook niet indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dit kan alleen anders zijn indien een rechter van mening is dat het beding voor een van de partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of indien er sprake is van een zeer ingrijpende wijziging van de omstandigheden, die op voorhand niet te voorzien was.

Wijziging partneralimentatie

Mark start in 2020 een procedure bij de rechtbank en verzoekt wijziging van de partnerbijdrage in een bedrag van € 950,- per maand vanaf 1 mei 2020 tot en met 31 december 2021.

Mark is directeur van een holding die aandeelhouder is in een tweetal ondernemingen die actief zijn in de reisbranche. Mark stelt dat door de huidige coronacrisis de omzet van deze ondernemingen met gemiddeld 90% is afgenomen, terwijl de bedrijfskosten doorlopen. Hij stelt dat hij hierdoor zijn inkomen terug moest brengen tot het minimumloon. Hij heeft nu een inkomen uit arbeid van € 1.653,60 bruto per maand en een rendement uit privévermogen door de verhuur van onroerend goed van € 35.000,- per jaar.

Annette voert – samengevat – aan dat Mark onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet over de middelen beschikt om de partnerbijdrage te blijven betalen en dat geen sprake is van een wanverhouding op grond waarvan zij geen instandhouding van het niet-wijzigingsbeding zou mogen verlangen.

Overwegingen rechtbank

Niet in geschil is dat de reisbranche, waarin Mark werkzaam is, zeer hard getroffen is door de coronacrisis en dat partijen bij het aangaan van het niet-wijzigingsbeding geen rekening hebben gehouden met zoiets ingrijpends voor de reisbranche als de coronacrisis.

Dit enkele feit leidt echter niet automatisch tot het oordeel dat Mark niet langer de overeengekomen partnerbijdrage kan voldoen. In dit geval worden zware eisen gesteld aan de stelplicht van de partij die de wijziging verzoekt. De wijziging moet immers in het licht worden gezien van het uitdrukkelijk overeengekomen beding dat het wijzigen van de overeenkomst niet mogelijk is op grond van een wijziging van omstandigheden.

Naar het oordeel van de rechtbank maakt Mark onvoldoende inzichtelijk wat hij voor de coronacrisis verwierf aan inkomen, uit arbeid en uit vermogen. Niet aangetoond is dat het voor de holding een financiële noodzaak is om het salaris van Mark te verlagen naar het minimumloon.

Mark stelt dat zijn huidige inkomen uit arbeid € 1.653,60 bruto per maand is. Dat bedrag volgt uit een aantal door hem overlegde loonstroken. Mark laat echter niet zien welke bedragen hij feitelijk ontvangt op zijn bankrekening. Evenmin laat Mark de kasstromen zien op basis waarvan zijn accountant naar zijn zeggen tot de conclusie is gekomen dat hij zich slechts een inkomen van € 1.653,60 per maand kan laten uitkeren.

Daarnaast maakt Mark onvoldoende inzichtelijk dat er voor hem naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen mogelijkheid is om meer inkomen te verwerven uit vermogen (onroerend goed). Naast zijn inkomen uit arbeid stelt hij weliswaar een bedrag van € 35.000 per jaar te generen uit vermogen door verhuur van onroerend goed, maar Mark geeft geen inzicht hoe dit tot stand komt.

Omdat de rechtbank niet kan vaststellen wat het inkomen van Mark voor de coronacrisis was en wat dat inkomen tijdens de coronacrisis redelijkerwijs kan zijn, komt niet vast te staan wat de inkomensachteruitgang aan de zijde van Mark is als gevolg van de coronacrisis. De rechtbank kan daarom ook niet beoordelen dat de coronacrisis een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden veroorzaakt dat Mark naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer mag worden gehouden aan het niet-wijzigingsbeding.

Overigens rust op Mark de plicht, gelet op onder andere artikel 20 lid 2 en artikel 21 Rv, om zijn stellingen direct, althans zo snel als mogelijk, te onderbouwen. Daarom zijn de verzoeken van Mark tijdens de mondelinge behandeling om na de mondelinge behandeling een nadere onderbouwing te geven – waarop Annette dan zou moeten kunnen reageren en die de rechtbank met partijen nader zou moeten kunnen bespreken – te laat. Mark heeft daarvoor voldoende gelegenheid gehad.

Conclusie

Het niet-wijzigingsbeding blijft dus in stand. Deze uitspraak onderstreept maar weer eens hoe belangrijk het is om het verzoek goed te onderbouwen en openheid van zaken te geven. Mark stelt zich op het standpunt dat het logisch is dat hij de partneralimentatie niet meer (volledig) kan betalen. De rechtbank vindt dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat de reisbranche zo hard is getroffen, wil nog niet (per se) zeggen dat Mark het ook echt niet meer kan betalen. Een advies van een accountant is niet voldoende. Inzicht in de werkelijke inkomsten en uitgaven én kasstromen is erg belangrijk.

Heb je naar aanleiding van dit blog vragen over een niet-wijzigingsbeding? Neem dan nu contact op met onze familierecht specialisten. Wij staan voor je klaar en helpen je graag!

Contact opnemen

Over de blogger
Anoeska van Ginderen

Anoeska is gespecialiseerd in het familierecht. Zij is zowel advocaat als mediator. Haar praktijk bestaat voornamelijk uit echtscheidingen en de verbreking van samenlevingen.

Meer artikelen van Anoeska van Ginderen
Anoeska van Ginderen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.