19 nov 2021 Arbeidsrecht Frans van Meer
Vorige week werd in verschillende Brabantse en Limburgse steden en dorpen – ondanks alle bezwaren – toch het carnavalsseizoen afgetrapt. Op dezelfde dag werd in Den Haag een wetsvoorstel ingediend dat – als het wordt aangenomen – gevolgen heeft voor de scholingsplicht en het nevenwerkzaamhedenbeding. Op 12 november jl. stonden de kranten echter vol met artikelen over hossende menigten en burgemeesters die niet wilden ingrijpen. Het wetsvoorstel bleef daardoor onderbelicht. Alle reden om daarbij stil te staan.
Uiterlijk op 1 augustus 2022 moet de Europese richtlijn ‘transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie’ in de Nederlandse wet zijn geïmplementeerd.
De omzetting van de Europese richtlijn in de Nederlandse arbeidswetgeving heeft twee belangrijke gevolgen: i) de bepaling met betrekking tot de scholingsplicht wordt aangepast en ii) de mogelijkheid om nevenwerkzaamheden te verbieden wordt beperkt.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid geldt voor werkgevers een scholingsplicht. Kort gezegd is de werkgever verplicht om een werknemer cursussen of opleidingen te laten volgen, die nodig zijn voor het vervullen van zijn functie of eventueel een andere functie als zijn eigen functie komt te vervallen.
Tussen werkgever en werknemer kunnen in een studiekostenbeding afspraken worden gemaakt over terugbetaling van de kosten van (een deel van) de opleiding als de werknemer kort na het afronden van de opleiding de arbeidsovereenkomst opzegt. Nu nog wel.
In het wetsvoorstel is opgenomen dat als de werkgever verplicht is om de werknemer (op grond van de wet of een cao) scholing te verstrekken, die benodigd is voor het uitoefenen van de functie:
Als het wetsvoorstel wordt aangenomen betekent dat dus dat het niet meer mogelijk is om voor ‘verplichte opleidingen’ een studiekostenbeding overeen te komen.
Als het wetsvoorstel wordt aangenomen betekent dat ook dat een overeengekomen nevenwerkzaamhedenbeding nietig is, tenzij dit beding kan worden gerechtvaardigd op grond van een objectieve reden. De Europese richtlijn noemt als voorbeelden van zulke rechtvaardigingsgronden: gezondheid en veiligheid, de bescherming van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie, de integriteit van overheidsdiensten of het vermijden van belangenconflicten. Deze rechtvaardigingsgronden zijn niet uitputtend. Indien een werknemer met het werk elders bijvoorbeeld meer uren per week werkt dan de Arbeidstijdenwet toestaat, dan kan dat ook een rechtvaardiging voor een verbod opleveren.
In de praktijk wordt vaak gebruik gemaakt van een beding waarbij de werkgever toestemming moet geven voor het verrichten van nevenwerkzaamheden. Het onthouden van toestemming is alleen nog toegestaan als de werkgever daarbij ook een beroep kan doen op een rechtvaardigingsgrond.
Volgens de Memorie van Toelichting bij de wet is het ‘mogelijk, maar niet noodzakelijk om deze rechtvaardigingsgrond op te nemen in de arbeidsovereenkomst zelf. De rechtvaardiging kan ook naderhand gegeven worden. Bijvoorbeeld als de werkgever een beroep doet op het nevenwerkzaamhedenbeding.’
Dat de rechtvaardiging niet per se in het beding hoeft te worden opgenomen maakt dat bestaande bedingen – zoals het er nu naar uitziet – niet hoeven te worden aangepast. Wel moet een werkgever vanaf de inwerkingtreding van de wet een beroep op het beding kunnen ‘rechtvaardigen’. Bewust schrijf ik ‘zoals het er nu naar uitziet’. Het betreft een wetsvoorstel. Het voorstel moet nog door de Tweede en de Eerste Kamer. In theorie zou dat wetsvoorstel nog kunnen worden aangepast of zelfs verworpen.
Uiteraard laten wij het je weten zodra het wetsvoorstel is aangenomen en of er al dan niet wijzigingen zijn doorgevoerd die maken dat wat ik hierboven schreef niet meer klopt. Heb je voor dat moment vragen over studiekosten- of nevenwerkzaamhedenbedingen, aarzel dan niet en neem contact met mij of één van mijn collega’s op.