Baanbrekende uitspraak rekenrente: eerste rechter gaat om!

10 jul 2019 Letselschaderecht Jolanda Broeders

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij beschikking van 9 juli 2019 bepaald dat bij de kapitalisatie van de schade van de conceptrichtlijn van De Letselschade Raad moet worden uitgegaan. Bekijk hier de deelgeschilbeschikking.

Wat betekent dit concreet?

Concreet betekent dit voor de eerste vijf jaren na kapitalisatiedatum: 1,3% rendement en 1,5% inflatie (-0,2% rekenrente);

Voor de daarop volgende 15 jaren: 2,2% rendement en 1,6% inflatie (0,6% rekenrente); en

Voor de daarop volgende jaren (dus na het 20e jaar): 3,6% rendement en 1,9% inflatie (1,7% rekenrente).

Persoonlijke noot bij uitspraak rechtbank 9 juli 2019 over rekenrente

Naar aanleiding van de rechterlijke uitspraak bereiken ons (Erik Jan Bakker en Jolanda Broeders) veel reacties en is er ook veel onrust ontstaan.

Er is onder andere onduidelijkheid over de gang van zaken, waardoor wellicht een verkeerd beeld kan ontstaan. In de betreffende kwestie was reeds in een eerder stadium (bij het vervaardigen van gezamenlijke berekeningen door het NRL) de conceptrichtlijn van de Letselschade Raad gehanteerd. Doordat de verschillen tussen partijen te ver uit elkaar liggen is door een schaderegelingskantoor aan Jolanda Broeders een opdracht verstrekt een deelgeschil te starten.

Ten behoeve van dit deelgeschil is aan de heer Bakker van De Bureaus verzocht een deskundigenrapport over de rekenrente op te stellen. Hij heeft een analyse verricht en heeft, op basis van de uitkomsten c.q. onderzoeksresultaten, een advies opgesteld. In dit advies, wat tevens als kantoorstandpunt van De Bureaus wordt uitgedragen als daar door opdrachtgevers om wordt gevraagd, wordt op geen enkele wijze gerefereerd aan de conceptrichtlijn van de Letselschade Raad. Bovendien verschillen de percentages in het advies met die van de conceptrichtlijn. De percentages uit het advies zijn ook niet door de rechter overgenomen.

Jong vrouwelijk slachtoffer zou fulltime hebben gewerkt tot aan pensioengerechtigde leeftijd

Naast de rekenrente was onderwerp van het deelgeschil hoe de hypothetische situatie eruit zou hebben gezien op het gebied van werken. In deze zaak hebben wij te maken met een jong (vrouwelijk) slachtoffer. Zij zou volgens de verzekeraar vanwege een gezin parttime zijn gaan werken. De rechter is hierin niet meegegaan en heeft waarde gehecht aan CBS-cijfers waaruit blijkt dat 51%, dus de meerderheid van de Nederlandse beroepsbevolking, fulltime werkt. Ondanks de zeer ernstige klachten en beperkingen van de benadeelde (13 jaar op het moment van het ongeval; 74% blijvende invaliditeit gehele persoon) is het haar gelukt diverse opleidingen in relatief korte tijd te voltooien. Zij heeft hierbij bovengemiddeld gepresteerd. Nu werkt ze drie dagdelen op een zorgboerderij. Benadeelde beschikt over zoveel doorzettingsvermogen, ambitie en een prestatiegerichte werkhouding dat de “redelijke verwachting van de rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen” (Vehof/Helvetia en Sas/Interpolis) ertoe leidt dat bij de schadeberekening ervan uitgegaan moet worden dat zij in de situatie zonder ongeval fulltime zou hebben gewerkt.

De baanbrekende uitspraak over de rekenrente

De verzekeraar in deze kwestie had zich op het standpunt gesteld dat de eerste twintig jaar vanaf de kapitalisatie diende te worden uitgegaan van een rekenrente van 2% (saldo van 4% rente en 2% inflatie) en vervolgens van een rekenrente van 3% (het saldo van 6% rente en 3% inflatie). Daarbij was gewezen op talloze uitspraken van rechters die dit standpunt onderschrijven. Met behulp van de conceptrichtlijn van De Letselschade Raad en een deskundigenrapport van Erik Jan Bakker is de rechtbank Zeeland-West-Brabant om gegaan.

Juiste toetsingsmaatstaf aangelegd

Ook ten aanzien van de toekomstige rente-en inflatieontwikkeling komt het aan op de redelijke verwachting van de rechter die over de feiten oordeelt. De rechtbank benadrukt dat het gekapitaliseerde bedrag is bedoeld om daarmee toekomstige, periodiek te lijden schade te dekken, waaronder arbeidsvermogensschade. Daarmee strookt dat van een slachtoffer (zoals mijn cliënte) redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat zij ter verkrijging van rendement over de gekapitaliseerde schade zodanige risico's met het uit te keren bedrag neemt dat haar bestaansonzekerheid in de toekomst kan worden aangetast. Volgens de rechtbank heeft de Werkgroep Normering van De Letselschade Raad bij de vaststelling van de normpercentages de juiste toetsingsmaatstaf aangelegd.

Afname kapitaal voortaan van invloed op rekenrente

In het deskundigenrapport van Bakker is benadrukt dat wegens de periodieke afname van de ineens uitgekeerde schadevergoeding de rente in de beginperiode na kapitalisatie in hoge mate bepalend is voor de vraag of de schade aan het einde van de looptijd is gedekt. Met de afname van het kapitaal in de loop der tijd was tot op heden nog helemaal geen rekening gehouden in de jurisprudentie. Dit is met rekenvoorbeelden duidelijk gemaakt en heeft resultaat gehad.

Heeft u ook een discussie over de rekenrente in een zaak, neem dan met mij contact op via 076-5022080 of jb@ak-advocaten.eu

Over de blogger
Jolanda Broeders

Jolanda werkt sinds 1995 bij AK Advocaten. Haar praktijk bestaat volledig uit letselschadezaken.

Meer artikelen van Jolanda Broeders
Jolanda Broeders

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.