Geen proceskostenveroordeling door discussie in strijd met de werkelijkheid

19 aug 2021 Ondernemingsrecht Yannick Willems

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.

In het civiele recht geldt in beginsel dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld de proceskosten van de wederpartij dient te betalen. Het betreft hier een vaste vergoeding die (uitzonderingen daargelaten) wordt vastgesteld aan de hand van het zogenoemde ‘liquidatietarief’. Dit om te voorkomen dat de in het ongelijk gestelde partij geconfronteerd wordt met de (financiële) keuze van de wederpartij voor rechtsbijstand.

Soms wijkt de rechter af van dat uitgangspunt en hoeft de in het ongelijk gestelde partij niet de proceskosten van de wederpartij te betalen. Zo ook in een zaak die speelde bij de Rechtbank Midden-Nederland en die in dit blog centraal staat.

Een vriendengroep met een stichting

Door een groep vrienden werd in 2011 een stichting opgericht waar vanuit een project in Italië werd gestart en later ook werd deelgenomen aan een productielijn in verf en stoffen. Het bestuur van de stichting werd gevormd door drie vrienden, namelijk bestuurder A, bestuurder B en bestuurder C.

Bestuurder A leende via onderneming X tot begin 2016 geld uit aan de stichting. In totaal ging het om (±) € 200.000,-. Voor het overgrote gedeelte van het geld dat onderneming X beschikbaar stelde aan de stichting lag een overeenkomst van geldlening ten grondslag.

‘Nieuwe’ overeenkomst

Bij gebrek aan financiële middelen binnen de stichting stelde bestuurder A in 2018 voor om een nieuwe overeenkomst op te stellen voor de terugbetaling van de lening. Ook wilde bestuurder A dat bestuurders B en C zich, naast de stichting, hoofdelijk zouden verbinden voor de terugbetaling van de lening. Bestuurders B en C voelden daar niets voor en wezen het voorstel af. Het vorenstaande vormde voor onderneming X reden om de stichting te sommeren om over te gaan tot terugbetaling van de lening. De stichting gaf aan die sommatie geen gehoor. Niet veel later trad bestuurder A af als bestuurder en nam bestuurder D zijn plaats over.

Bij gebrek aan baten werd de stichting ontbonden

Het bestuur bestaande uit bestuurders B, C en D besloot begin 2019, bij gebrek aan baten, om de stichting te ontbinden. Onderneming X was het oneens met die ontbinding en liet de ontbinding eind 2019 met succes heropenen. Volgens onderneming X was in de stichting nog een baat aanwezig, die nog niet was vereffend. De stichting had volgens onderneming X namelijk nog de beschikking over een baat uit het project in Italië.

Nog een procedure

Onderneming X startte na de heropening van de ontbinding van de stichting nog een procedure waarin zij, voor dit blog relevant, onder meer een proceskostenveroordeling vorderde.

Discussie in strijd met de werkelijkheid

In afwijking van de hoofdregel werd onderneming X (als de in het ongelijk gestelde partij) niet veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank gaf daarvoor twee redenen:

  1. het was aan de bestuurders B, C en D te wijten dat de procedure, zo omvangrijk werd, doordat voorgenoemde bestuurders – in strijd met de werkelijkheid – onder meer het standpunt innamen dat onderneming X geen geld aan de stichting uitleende, en dat standpunt bleven volhouden;
  2. de bestuurders B, C en D bleven ook – ten onrechte – volhouden dat een positief resultaat van het project in Italië niet (gedeeltelijk) naar de stichting zou terugvloeien, waarmee de lening aan onderneming X kon worden voldaan.

Tot slot

Uit deze uitspraak volgt wat mij betreft, dat het kostbaar kan zijn om aan minder succesvolle verweren vast te blijven houden, omdat de rechter daar later in zijn proceskostenveroordeling rekening mee kan houden. Helemaal wanneer die minder succesvolle verweren ertoe leiden dat een procedure gevoerd dient te worden.

Heb je vragen omtrent dit blog? Neem contact op met mij of een van mijn collega’s van de sectie Ondernemingsrecht.

Contact opnemen

Over de blogger
Yannick Willems

Yannick is gespecialiseerd in het vastgoed- en ondernemingsrecht. Hij heeft ervaring met het opzetten van samenwerkingen en ondernemingen, maar houdt zich ook bezig met conflicten binnen ondernemingen.

Meer artikelen van Yannick Willems
Yannick Willems

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.