In mijn praktijk en in de jurisprudentie zorgt de Ladder voor duurzame verstedelijking nog regelmatig voor hoofdbrekens. De Ladder voor duurzame verstedelijking (“Ladder”) betreft een motiveringseis voor alle ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken en is
sinds oktober 2012 van kracht. Sinds de inwerkingtreding van de Ladder is er een stroom van rechtspraak op gang gekomen.
Verplaatsing bouwmarkt en tuincentrum geen nieuwe stedelijke ontwikkeling
In een recente
uitspraak van 24 augustus 2016 stond de vraag centraal of de vestiging van een bouwmarkt in combinatie met een tuincentrum moest worden getoetst aan de Ladder. Het vorige bestemmingsplan stond die gecombineerde functies niet toe, een bouwmarkt was al wel toegestaan maar op een andere locatie op het bedrijventerrein. De Raad van State oordeelde dat dit bestemmingsplan niet hoefde te worden getoetst aan de Ladder. Weliswaar werd een nieuwe functie toegevoegd, een tuincentrum, maar deze toevoeging was gezien de aard van de nieuwe functie niet zodanig dat er toch sprake was van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Verder werd de bouwmarkt verplaatst binnen hetzelfde plan en nam de maximale oppervlakte van de bouwmarkt per saldo zelfs af. Bij verplaatsing van een functie binnen hetzelfde plan hoeft dus niet te worden getoetst aan de Ladder. De toevoeging van de functie hoeft evenmin te worden getoetst, zolang het geen ingrijpende wijziging betreft.
Vereenvoudiging van de Ladder op komst
In bovengenoemde zaak liep het dus goed af voor de gemeente en initiatiefnemer. Maar als de rechter had geoordeeld dat ten onrechte niet de Ladder is doorlopen, zou het project grote vertraging oplopen.
De NVB (de Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers) is van mening dat de Ladder zijn doel voorbijschiet en daarom beter
kan worden afgeschaft. Het instrument leidt alleen maar tot een hausse aan juridische procedures, speelt tegenstanders in de kaart en houdt veel goede ruimtelijke plannen onnodig en langdurig tegen, aldus de NVB.
De Minister van I&M Schultz van Haegen is niet doof geweest voor de verschillende geluiden uit de praktijk en heeft een brief gestuurd op 23 juni 2016 aan de Tweede Kamer en daarbij tevens een wetsontwerp ingediend om de tekst van artikel 3.1.6 Besluit Ruimtelijke ordening aan te passen. In het wetsvoorstel worden –onder meer- de afzonderlijke treden van de Ladder losgelaten en wordt de uitgebreide Ladder motivering beperkt tot een nieuwe ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Op zich is vereenvoudiging toe te juichen, maar helaas geen voorstel voor nieuwe definities over bijvoorbeeld “nieuwe stedelijke ontwikkeling” en “bestaand stedelijk gebied”. De praktijk blijft daarom ook in de toekomst aangewezen op de uitleg van die begrippen die de bestuursrechter daaraan geeft.
Laat toepasselijkheid van de Ladder toetsen
Zo lang de wetgever het nalaat de begrippen in de wet te verduidelijken, zal de bestuursrechter uitkomst moeten bieden. Ik verwacht daarom dat aan de huidige hausse van jurisprudentie voorlopig geen einde komt. Het is daarom goed om bij twijfel over de toepasselijkheid van de Ladder, dit altijd te laten toetsen door een deskundige aan de laatste stand van de jurisprudentie.