De economische schade van faillissementsfraude wordt door verschillende media geschat tussen € 1 miljard en € 1,7 miljard per jaar. De kans om strafrechtelijk te worden vervolgd wordt geschat op ongeveer 2,5%. Exacte cijfers zijn er niet en dat is juist nu er de afgelopen jaren zoveel faillissementen zijn uitgesproken opmerkelijk. Dit heeft (soms) tot gevolg dat notoire fraudeurs (soms) jarenlang ongestoord hun gang kunnen gaan.
De faillissementswet dateert uit 1893. Het updaten hiervan verloopt uiterst moeizaam. Eerdere pogingen (zoals het Voorontwerp Insolventierecht) zijn in de koelkast beland. Desondanks is het van groot belang dat de faillissementswet grondig wordt gemoderniseerd om het ondernemersklimaat in Nederland gezond te houden.
Programma “Herijking Faillissementsrecht”
Mede hierom kondigde de Minister van Veiligheid en Justitie bij brief van 26 november 2012 aan de Tweede Kamer het Programma
“Herijking Faillissementsrecht” aan. Dit programma richt zich op drie pijlers: modernisering, versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven en fraudebestrijding. Ik wil het over de laatste pijler, fraudebestrijding, hebben. De betreffende maatregelen zijn ondergebracht in drie wetsvoorstellen, namelijk:
- de introductie van de mogelijkheid tot oplegging van een civielrechtelijk bestuursverbod (Kamerstukken II 2013/14, 34 011);
- de herziening van het strafrechtelijk faillissementsrecht (Kamerstukken II 2013/14, 33 994 );
- de versterking van de positie van de curator (op 20 maart 2015 nam de ministerraad het wetsvoorstel aan dat voor advies aan de Raad van State is verzonden).
Wat betekenen deze wetsvoorstellen voor de strafbaarheid van faillissementsfraude nu daadwerkelijk?
Er komt een aparte strafbaarstelling van overtredingen van de administratie-/boekhoudplicht met een maximum van een celstraf van twee jaar. Een ander onderdeel is de verbetering van de mogelijkheden om frauduleus handelen vóór intreding van het faillissement aan te pakken eveneens met een maximum van een celstraf van twee jaar. Voorwaarde is dan wel dat de onderneming hierdoor in ernstige financiële problemen is gekomen. Voorts zal de aanpak van bestuurders die buitensporige uitgaven hebben gedaan of activa hebben onttrokken uit de B.V. vóór de intreding van het faillissement worden uitgebreid. Wanneer sprake is van persoonlijke verrijking kan de celstraf oplopen tot vier jaar. Ook zal de huidige informatie- en medewerkingsplicht, op grond waarvan bestuurders de curator moeten assisteren bij de afwikkeling van het faillissement, aangescherpt worden. Bij het in gebreke blijven hiervan of het onvolledig verschaffen hiervan kan de celstraf oplopen tot ten hoogste één jaar.
Welke rol krijgt de curator?
Een curator heeft nu als kerntaak de “vereffening van de failliete boedel ten bate van de gezamenlijke schuldeisers”. Dit betekent dat de curator alle vermogensbestanddelen (zoals kantoor- en bedrijfsinventaris, voorraad, debiteuren, liquide middelen, aandelen en andere van waarde zijnde vermogensbestanddelen) verkoopt tegen een zo hoog mogelijke opbrengst. Deze opbrengst komt vervolgens de crediteuren ten goede met inachtneming van de eventuele wettelijke of goederenrechtelijke voorrangsrechten. Met het nieuwe wetsvoorstel krijgt de curator er een wettelijke taak bij, namelijk de fraudesignalering. Wanneer de curator onregelmatigheden constateert moet hij dit verplicht melden bij de rechter-commissaris. Naar aanleiding daarvan kan er dan een melding of aangifte van fraude volgen. Ik vraag mij af of curatoren hierdoor niet onnodig worden belast met extra taken. Voorwaarde om het systeem te laten werken is naar mijn mening namelijk dat er voldoende capaciteit en prioriteit binnen justitie komt om faillissementsfraude daadwerkelijk aan te pakken. Daarnaast vraag ik mij af of uitbreiding van het takenpakket van de curator ten gunste komt van de gezamenlijke schuldeisers. De hiermee gepaard gaande kosten moeten immers ook worden voldaan. Wanneer hiervoor geen aparte regeling (naast de al bestaande Garantstellingsregeling Curatoren) komt zullen de kosten uit de opbrengst van de boedel gehaald moeten worden. Zijn dan juist niet (wederom) de crediteuren de dupe? Of zijn de crediteuren er uiteindelijk wel degelijk bij gebaat wanneer notoire fraudeurs harder en daadkrachtiger worden aangepakt?
Wanneer treedt de nieuwe wetgeving hiervan in?
Nadat de Raad van State haar advies heeft verstrekt over deze wetsvoorstellen, wordt dit tezamen met Memorie van Toelichting en het nader rapport naar de Tweede Kamer verzonden. Daarna dient nog een
aantal stappen doorlopen te worden. De wet en de inwerkingtreding hiervan wordt bekendgemaakt in het Staatsblad. Al met al zal het nog wel even gaan duren.
In mijn volgende blog zal ik ingaan op het wetsvoorstel tot het opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod.