Natuurvergunningen voor emissiearme stallen onderuit

01 nov 2022 Omgevingsrecht Renata Königel Yorick Surewaard

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.

Inleiding

Op 7 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State drie belangrijke uitspraken gedaan over emissiearme stallen (ECLI:NL:RVS:2022:2557ECLI:NL:RVS:2022:2622ECLI:NL:RVS:2022:2625). Deze uitspraken zijn van groot belang voor de vraag of u een natuurvergunning nodig hebt voor (de uitbreiding van) een emissiearme stal.

Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht had 3 natuurvergunningen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend aan melkveehouders voor een bedrijfswijziging met emissiearme stallen. Zo’n stalsysteem is bedoeld om minder stikstof uit te stoten dan een traditionele stal, zodat meer koeien kunnen worden gehouden zonder meer stikstof uit te stoten. De Coöperatie Mobilisation for the Environment en Vereniging Leefmilieu (appellanten) komen tegen de vergunningen op en stellen dat de stallen meer stikstof uitstoten.

Ik wil meer weten over omgevingsrecht

Achtergrond

De Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) is een regeling op grond van de Wet ammoniak een veehouderij. De Rav biedt een toetsingskader voor de omgevingsvergunning voor het wijzigen van een inrichting. In de Rav zijn voor elk stalsysteem emissiefactoren voor ammoniak opgenomen. De 3 uitspraken gaan in het bijzonder over stalsystemen A1.13, A1.23 en A1.28. Deze systemen bestaan onder andere uit een ligboxenstal met een roostervloer en een mestschuif.

De emissiefactoren uit de Rav worden gebruikt bij het toetsen van een aanvraag voor een natuurvergunning. De emissiearme stalsystemen worden ingezet bij  ‘intern salderen’. Dit wil zeggen dat de extra stikstofuitstoot binnen het eigen bedrijf of project wordt opgelost. Sinds 1 januari 2020 is voor intern salderen geen natuurvergunning nodig.

Appellanten stellen dat in de praktijk de lagere stikstofemissie van deze stalsystemen niet wordt gehaald, zodat niet intern kan worden gesaldeerd. Om hun argumenten te ondersteunen verwijzen appellanten naar het CBS-rapport ‘Stikstofverlies uit opgeslagen mest’ uit 2019 en het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet van 2020.

Daarnaast kunnen volgens appellanten de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden niet met zekerheid worden vastgesteld, zodat een natuurvergunning vereist is. Op grond van artikel 2.8 Wnb en artikel 6 van de Europese Habitatrichtlijn moet bij het verlenen van een natuurvergunning namelijk zekerheid bestaan dat de activiteit geen significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied heeft.

Structurele aanpak stikstof

''De emissiefactoren uit de Rav worden gebruikt bij het toetsen van een aanvraag voor een natuurvergunning.''

Emissiefactoren betrouwbaar of niet?

De Afdeling oordeelt dat de hoogte van de emissie van belang is bij zowel de voortoets als de passende beoordeling. In de voortoets moet op grond van objectieve gegevens zijn uitgesloten dat het project significante gevolgen heeft. In de passende beoordeling moeten, op basis van de beste wetenschappelijke kennis, alle aspecten van het plan of project die de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied in gevaar kunnen brengen geïnventariseerd worden. Op grond van de passende beoordeling kan toestemming worden verleend als zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Daarvoor is vereist dat er wetenschappelijk gezien geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zullen zijn. Dit volgt ook uit het voorzorgsbeginsel, dat ten grondslag ligt aan artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. Dit voorzorgsbeginsel is zowel bij de voortoets als passende beoordeling van belang.

De Afdeling oordeelt verder dat onvoldoende vaststaat dat de emissiearme stallen daadwerkelijk tot een lagere stikstofemissie zullen leiden. De Afdeling baseert dit oordeel op de door appellanten overgelegde rapporten. Het is daarom niet op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat de wijziging van de melkveehouderijen ten opzichte van de referentiesituatie tot significante gevolgen zal leiden. Daarom zijn natuurvergunningen vereist en dienen passende beoordelingen te worden opgesteld. De Afdeling vernietigt de natuurvergunningen.

Eerder bleek ook al dat de effectiviteit van luchtwassers  in de praktijk kleiner is dan verwacht, omdat onvoldoende zeker is of biologische luchtwassers het beloofde ammoniakverwijderingsrendement zullen halen.

Gevolgen van de uitspraken

De uitspraken hebben tot gevolg dat de Rav-emissiefactoren voor deze stalsystemen niet meer kunnen worden gebruikt. Zij bieden immers niet de vereiste zekerheid dat er geen significante gevolgen voor beschermde natuur optreden. Als deze stalsystemen worden gebruikt zal daarom een passende beoordeling moeten worden verricht en geldt een natuurvergunningplicht. 

De uitspraken zien alleen op de stalsystemen A1.13, A1.23 en A1.28. Het ligt echter in de lijn der verwachting dat de Rav-emissiefactoren voor andere stalsystemen het zelfde lot beschoren zijn.

Vragen over dit onderwerp? Neem contact op met Renata Königel of Yorick Surewaard.

Ik ga contact opnemen

Over de blogger
Renata Konigel

Renata heeft jarenlang als jurist bij verschillende Brabantse gemeenten gewerkt. Hierdoor heeft zij veel kennis van de gemeentelijke organisatie en regels. In 2013 heeft Renata de overstap naar de advocatuur gemaakt.

Meer artikelen van Renata Konigel
Renata Königel-de Pijper

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.