21 apr 2023 Ondernemingsrecht Erik van Loon
In de conclusie van Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. G. Snijders, welke op 12 april jl. werd gepubliceerd, volgt dat hij van mening is dat het rechtsmiddel herroeping niet gebruikt kan worden een vonnis tot faillietverklaring terug te draaien. Slechts de middelen van verzet en hoger beroep kunnen een eerdere faillietverklaring aantasten.
Deze conclusie is volledig in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad en vindt ook bevestiging in de literatuur op dit punt.
Al in 1983, en nog eens in 2003 en in 2018, oordeelde de Hoge Raad met zoveel woorden dat in het bijzonder de aard van het faillissement en daarnaast het gesloten stelsel van rechtsmiddelen die volgens de faillissementswet van toepassing zijn op de procedure tot faillietverklaring, met zicht brengen dat het bijzonder middel van herroeping niet openstaat.
Meest recent werd dit uitgangspunt nog eens herhaald door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden.
In de kwestie die leidde tot de conclusie van P-G Snijders werd ondanks het vorenstaande toch verzocht een reeds uitgesproken faillissement te herroepen. Het betrof – zeer vereenvoudigd weergegeven – het faillissement van Millbrook Finance B.V. Deze vennootschap werd op 31 augustus 2017 in een arrest van het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch in staat van faillissement verklaard, zulks op verzoek van Sophiatown Industries Ltd. In een dagvaarding van 18 mei 2020 wendde Millbrook zich tot het gerechtshof met het verzoek het in 2017 uitgesproken faillissement te herroepen. Volgens Millbrook zou Sophiatown bedrog hebben gepleegd bij het aanvragen van het faillissement en op basis van valse stukken het faillissement hebben aangevraagd. In de conclusie is terug te lezen dat Millbrook aanvoerde, dat o.a. de aanvrager Sophiatown in het faillissementsgeding uitsluitend zou hebben gediend als instrument ter bewerkstelliging van de criminele plannen van drie ‘kapers’, die daarvoor inmiddels door de Russische rechtbank te Moskou zouden zijn veroordeeld. Die bijzondere omstandigheden zouden volgens Millbrook ertoe moeten leiden dat in dit geval herroeping van het faillissementsvonnis wel mogelijk is.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dacht daar anders over en wees het verzoek af. Millbrook is in cassatie gegaan, maar als de Hoge Raad de conclusie van mr. Snijders volgt zal Millbrook ook in cassatie bot vangen.
Ingeval van een faillietverklaring kent de faillissementswet maar twee rechtsmiddelen om daartegen op te komen; verzet en hoger beroep (eventueel gevolgd door cassatie).
Indien de schuldenaar niet ter zitting is verschenen op de mondelinge behandeling van de rechtbank waarop het faillissementsverzoek wordt behandeld en dus bij verstek failliet wordt verklaard, kan de schuldenaar daarna in verzet bij de rechtbank.
Indien de schuldenaar wel ter zitting is verschenen en ondanks de gevoerde verweren toch failliet wordt verklaard door de rechtbank, kan de schuldenaar in hoger beroep tegen dat vonnis bij het gerechtshof. In het gerechtshof de faillietverklaring in stand laat, kan de schuldenaar nog in cassatie bij de Hoge Raad.
De termijnen voor deze rechtsmiddelen zijn kort. Verzet dient binnen 14 dagen na faillietverklaring te zijn ingesteld en hoger beroep binnen 8 dagen. Laat de schuldenaar die termijnen verlopen, dan zijn de kansen verkeken.
Het is dus opletten geblazen, zoals recent nog duidelijk werd in een kwestie die ik samen met mijn kantoorgenoot Jeroen van Kollenbrug behandelde.
Cliënt kreeg op een woensdagochtend uit het niets een telefoontje van een curator, die meldde dat hij was aangesteld als curator in het faillissement van de onderneming van cliënt. Laatstgenoemde wist van niets.
Vrij snel werd duidelijk dat een schuldenaar eerst gedreigd had met een faillissementsaanvraag en later dat dreigement kracht had bijgezet door de aanvraag daadwerkelijk in te dienen. Die berichten waren echter nimmer bij cliënt aangekomen, maar bij een medewerker van de onderneming die zulks niet had gemeld en er ook geen actie op had ondernomen. De onderneming van cliënt werd uiteindelijk bij verstek failliet verklaard.
Gelukkig waren Jeroen en ik er snel bij. In het verzet dat wij namens de onderneming van cliënt indienden bij de rechtbank hebben we uiteengezet dat de onderneming weliswaar een periode achter de rug had waarin zij alle zeilen moest bij zetten om een positief resultaat te bewerkstelligen, maar dat het tij juist ten gunste voor de onderneming was gekeerd. Op basis van de cijfers konden we aantonen dat de gerealiseerde omzetten van de afgelopen maanden fors vooruit liepen op de begroting. Bovendien werd met de aanvragers van het faillissement, nu deze wel bij cliënt bekend waren geworden, een regeling getroffen.
Voor zowel de curator, de aanvragers van het faillissement en de rechtbank was het vorenstaande voldoende om op basis van de stukken (en dus zonder verdere fysieke mondelinge behandeling van het verzet) het verzet gegrond te verklaren en het faillissement te vernietigen.
Voor cliënt liep deze kwestie gelukkig met een sisser af.
Vragen met betrekking tot dit blog? Neem contact op met mij of een van mijn collega’s van de sectie ondernemingsrecht. Wij helpen u graag!
Binnen het ondernemingsrecht heeft Erik twee duidelijke specialisaties: het faillissementsrecht en het rechtspersonen- & vennootschapsrecht. Het zijn voornamelijk ondernemers die vertrouwen op deze specialistische kennis van Erik.
Meer artikelen van Erik van Loon