Publicaties

Ondernemingsrecht

Uw schuldenaar failliet...en nu? Faillissementen zijn van alle dag. Jaarlijks gaan schuldeisers voor grote bedragen het schip in, zowel ondernemers als particulieren. In slechts een paar procent van de faillissementen wordt een uitkering gedaan aan de (gewone) schuldeisers. Dat heeft er alles mee te maken dat de wet een aantal schuldeisers een bijzondere voorrang geeft, waaronder de fiscus. Dit brengt mee dat de vaak al schaarse boedel van de curator niet verder komt dan een uitkering aan enkel deze bevoorrechte schuldeisers. Voor de ?gewone?schuldeisers resteert er vaak niet méér dan hun BTW terug te vragen. Veel schuldeisers beseffen echter niet dat zij onder omstandigheden ook buiten het faillissement om hun schade verhaald kunnen zien. Eén van die omstandigheden is het geval dat een onderneming een verplichting aangaat waarvan haar directie moet weten dat de onderneming die verplichting niet kan nakomen. De schuldeiser die het betreft kan dan zijn schade verhalen op de directie. Een indicatie wanneer een dergelijke bestuurdersaansprakelijkheid kan spelen is bijvoorbeeld het feit dat kort voor faillissement een verplichting wordt aangegaan door de onderneming. Uit informatie van de curator, bijvoorbeeld het openbare verslag, kan wellicht meer informatie worden gehaald om tot ?steviger? bewijs te komen. Ook is vaak eenvoudig te achterhalen vanaf wanneer de faillissementsaanvraag liep. Had de directie vanaf dat moment niet al rekening te houden met het aankomende faillissement? Soms is een directie ook onwillig om één of bepaalde schuldeisers te betalen. Zo was een werkgever veroordeeld om aan zijn werknemer, mijn cliënt, een fors bedrag aan ontbindingsvergoeding te betalen. Om formele redenen kon hij dit pas opeisen nadat het hoger beroep ook in zijn voordeel was uitgavallen, hetgeen 2 jaar duurde. Na twee jaar zei de werkgever doodleuk dat in de tussentijd de onderneming was beëindigd en dat er geen geld meer was. Het faillissement werd daarop uitgesproken. De curator kon voor cliënt niets betekenen. Vergelijking van de jaarcijfers met de verslagen van de curator leerde dat nagenoeg alle schuldeisers in die tussentijd waren betaald, behalve mijn cliënt. Cliënt startte zelfstandig een procedure tegen de directie. De rechtbank meende dat het op de weg van de werkgever had gelegen om voor mijn cliënt een bedrag te reserveren, hetgeen niet was gebeurd. De directeur was persoonlijk aansprakelijk voor de schade van cliënt, die inmiddels vergoed is en van dat geld vakantie viert. Ook loont het de moeite om te onderzoeken of de aandelen van de failliete onderneming zijn volgestort. Het gaat dan om de ? 18.000 die een aandeelhouder moet storten bij de oprichting van de BV. Zolang dit niet is gebeurd, is de directie aansprakelijk voor de schulden die de BV is aangegaan. In zijn periodieke verslagen behoort de curator te rapporteren of deze zijn volgestort. Blijkt dit niet het geval, dan kunnen de schuldeisers de directie in privé aanspreken om hun vordering te voldoen. Dit zijn slechts enkele gevallen die een schuldeiser de mogelijkheid geven zich op de directie te verhalen, buiten de curator om. De curator heeft deze mogelijkheden niet, want hij kan niet de belangen van één enkele schuldeiser behartigen. Hij mag slechts voor alle schuldeisers gezamenlijk optreden, en heeft dáár de nodige middelen voor. Schuldeisers dienen meestal hun vordering in en leggen zich neer bij de bevindingen van de curator. Het valt buiten zijn taak om de mogelijkheden voor individuele schuldeisers te onderzoeken. Dit moeten zij toch echt zèlf doen. Is er een indicatie dat de directie een verwijt kan worden gemaakt, dan is het altijd zinvol om even het verslag van de curator te raadplegen (vaak te vinden op zijn website) of bij hemzelf te informeren. De enecurator gaat daar obverigens wat terughoudender mee om dan de ander. Echter, niet geschoten is altijd mis, zeker als het gaat om substantiële bedragen. Ondernemingsrecht