Opzegging van een duurovereenkomst: altijd raak?!

10 mei 2021 Ondernemingsrecht Erik van Loon

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.

Als twee partijen met elkaar een overeenkomst sluiten en op grond van die overeenkomst moeten voortdurend prestaties worden geleverd, is sprake van een duurovereenkomst. Duur-overeenkomsten kunnen voor bepaalde en voor onbepaalde tijd worden aangegaan. Een overeenkomst voor bepaalde tijd eindigt als de overeengekomen periode is verstreken. Een overeenkomst voor onbepaalde tijd eindigt in beginsel nooit, althans niet uit zichzelf. Zo’n overeenkomst moet actief beëindigd worden. Dat kan door middel van ontbinding, als sprake is van een toerekenbare tekortkoming van voldoende gewicht in de nakoming van verplichtingen. Een andere manier om een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd te beëindigen is door middel van opzegging. Voor opzegging van duurovereenkomsten gelden in de meeste gevallen geen wettelijke regels. Maar daarmee is niet gezegd dat opzegging van duurovereenkomsten altijd even eenvoudig is. Integendeel.

In dit blog ga ik in op een recente uitspraak van de Hoge Raad waarin de opzegging van zo’n duurovereenkomst voor onbepaalde tijd centraal staat. De uitspraak gaat over een Importers Agreement tussen DAF Trucks NV enerzijds en haar Turkse importeur (hierna: de Importeur) anderzijds. Maar de uitspraak is ook relevant voor andere duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd, zoals samenwerkingsovereenkomsten, raamovereenkomsten, periodieke leveringsovereenkomsten, etc. Om die reden bespreek ik ook kort de regels voor opzegging van duurovereenkomsten in het algemeen. Ik sluit af met een conclusie.

Het geschil

Op 30 april 2021 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een al lang lopende procedure tussen DAF Trucks N.V. en haar (voorheen) Turkse importeur (hierna: Importeur). Importeur was als trailerfabrikant marktleider in Turkije. Zij was ook actief op het gebied van truck- en trailerservices en verkocht in dat kader DAF vrachtwagens (trekkers). Vanaf maart 1995 werkten DAF en Importeur samen op basis van (met enige regelmaat herziene) Importers Agreements. Importeur was op grond van die overeenkomst exclusief importeur van DAF voor Turkije. De overeenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd maar kon door beide partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 2 jaar. Als DAF schade zou compenseren of wanneer een reorganisatie van haar verkoop en service netwerk in Turkije noodzakelijk zou zijn, zou een opzegtermijn van slechts 1 jaar gelden.

Op enig moment is DAF van plan om (in navolging van andere delen van haar internationale verkoopnetwerk) haar strategie in Turkije te wijzigen. In december 2012 kondigt DAF dat aan. In de loop van 2013 voeren partijen onderhandelingen over de beëindiging, maar zij bereiken daarover geen overeenstemming. Op 19 november 2013 zegt DAF de overeenkomst op tegen 30 november 2014, dus met inachtneming van een opzegtermijn van 1 jaar. Importeur reageert daarop door te stellen dat DAF zich ten onrechte beroept op de korte opzegtermijn. Zij meent dat een opzegtermijn van 2 jaar in acht moest worden genomen. DAF zegt voor de zekerheid nogmaals op, nu met inachtneming van een opzegtermijn van 2 jaar.

DAF gaat evenwel verder met haar plannen om per 1 december 2014 op nieuwe voet in Turkije verder te gaan. Importeur verzet zich daartegen en krijgt in kort geding voor elkaar dat DAF de Importers Agreement tot en met 9 januari 2016 (2 jaar opzegtermijn) moet blijven nakomen en dat het DAF verboden is om voor die datum in Turkije zelfstandig activiteiten te ontplooien ter vervanging van de taken en bevoegdheden van Importeur. Tenslotte moet DAF zich tot de genoemde datum ook onthouden van het onderhouden van contacten met Turkse dealers.

De procedure

In de bodemprocedure die volgt staat de vraag centraal of DAF de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 30 november 2014. DAF vraagt de rechtbank om dat te bevestigen door middel van een verklaring voor recht. Daarnaast vordert DAF schadevergoeding omdat de introductie van haar nieuwe strategie vertraging heeft opgelopen. Importeur voert verweer en zij vordert schadevergoeding omdat DAF na 30 november 2014 haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet meer is nagekomen, terwijl zij dat wel had gemoeten.

De rechtbank wijst de vordering van DAF toe en verklaart voor recht dat rechtsgeldig is opgezegd tegen 30 november 2014, echter zonder toekenning van schadevergoeding. Het Hof oordeelt evenwel anders, namelijk dat DAF rechtsgeldig heeft opgezegd niet tegen 30 november 2014, maar pas tegen 9 januari 2016 (de langere termijn) en veroordeelt DAF tot betaling van schadevergoeding als gevolg van de niet-rechtsgeldige eerste opzegging (de kortere termijn).

De in dit kader relevante bepaling in de overeenkomst tussen DAF en Importeur luidde als volgt:

“19. TERM AND TERMINATION

19.1

Subject to signature of this Agreement by both parties this Agreement shall commence upon September 1st, 2009 and shall (subject to earlier termination pursuant to article 19.2 and article 20) continue for an indefinite period.

19.2

This Agreement can be terminated by either party by giving the other party a notice of termination by means of communication ensuring evidence and date of receipt (e.g. registered mail with return receipt, special courier) not less than two years in advance. This notice period is reduced to at least one year where:

(i) DAF is obliged by law or by special agreement to pay appropriate compensation on termination of the Agreement;

(ii) DAF terminates the Agreement where this is necessary to re-organise the whole or a substantial part of its truck sales and/or service network in the Territory.”

In de beoordeling die volgt, speelt de herkomst van deze bepaling een belangrijke rol. De contractsbepaling blijkt overgenomen uit een Turkse mededingingsrechtelijke bepaling (Communiqué 2005/4), welke bepaling overeenstemt met een bepaling in een Europese verordening, meer specifiek artikel 3, lid 5 sub b onder ii van de EU-groepsvrijstellingsverordening voor de motorvoertuigensector (1400/2000). Toen DAF haar eerste opzegging van de overeenkomst deed, werd die opzegging beheerst niet alleen door de letterlijke tekst van de overeenkomst, maar vanwege de herkomst van de bepaling ook door dat Communiqué, waarbij voor de betekenis van de bepaling ook de rechtspraak van het (Europese) Hof van Justitie van belang  werd geacht. Het Hof van Justitie had eerder geoordeeld dat (de voorloper van) dat artikel een afwijkende regel instelt die als zodanig strikt moet worden uitgelegd. Aan het beroep op die kortere opzegtermijn worden bijzondere voorwaarden gesteld die er kort gezegd op neer komen dat onder meer is vereist dat sprake is van haast; als het distributienet niet snel wordt gereorganiseerd, dan leidt dat tot vervelende gevolgen. De wijzigingen die nodig zijn, moeten bovendien worden gerechtvaardigd door motieven inzake economische efficiëntie die zijn gebaseerd op objectieve omstandigheden binnen of buiten de onderneming van de leverancier. En het was aan DAF om te stellen en te bewijzen dat aan die voorwaarden was voldaan. Ten aanzien van de noodzaak van die wijzigingen en de spoedeisendheid waarmee die wijzigingen moesten worden doorgevoerd, pleitte het dossier niet in het voordeel van DAF. Zij had eerder ook wijzigingen doorgevoerd elders in haar distributienetwerk, maar zij had Turkije daarbij steeds ontzien. Dat DAF voorzag dat er vanwege het van kracht worden van nieuwe regels (invoering EURO6 norm in Turkije, 2 jaar later dan in Europa) eerst een run op EURO5 modellen van haar vrachtwagens zou ontstaan, gevolgd door een dip in de verkopen en dat daarna een verdere groei in marktaandeel mogelijk zou zijn, was voor het Hof onvoldoende reden om de noodzaak voor de beoogde wijzigingen op korte termijn aan te nemen. Het Hof kende daarbij ook gewicht toe aan de toelichting van DAF destijds bij haar eerste opzegging. Daarbij had zij aan Importeur te kennen gegeven dat ze op grond van ‘strategic considerations’ een ‘fully-owned DAF subsidiary’ wilde hebben in Turkije en dat zij zelf van mening was dat de gevolgen van de wijziging voor Importeur ‘niet significant’ zouden zijn en dat Importeur een waardevol onderdeel van het DAF netwerk zou blijven.

Bij de Hoge Raad stelde DAF aan de orde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de eerste opzegging niet aan de gestelde vereisten voldeed. DAF ging er daarbij van uit dat het Hof heeft geoordeeld dat in dit geval het mededingingsrecht van de Europese Unie van toepassing is. De Hoge Raad oordeelt echter dat dat uitgangspunt niet juist is. Het Hof heeft slechts het mededingingsrecht van de Europese Unie en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie “van belang” geacht voor de uitleg van de opzeggingsregeling.

Juridisch kader

In algemene zin geldt dat duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar zijn, ook als de overeenkomst niet een regeling voor opzegging bevat. Dat is inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen evenwel in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging alleen mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit dezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voorvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding (het voorgaande blijkens o.a. HR De Ronde Venen / SNU en Stedin, HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854). Als de overeenkomst wel een regeling voor de opzegging van de overeenkomst bevat, zoals in het geval van DAF en haar Turkse importeur, is de contractuele regeling in beginsel leidend. Voor de betekenis van die regeling zijn evenwel alle omstandigheden van het geval relevant, waaronder de herkomst van de bepaling.

Het is daarom ten zeerste aan te bevelen om, als je met een contractuele opzegbepaling aansluiting zoekt bij de ene of de andere wettelijke (of Europese) bepaling, dat je er goed van op de hoogte bent welke exacte regels je op die manier ‘inbakt’ in je overeenkomst. In het geval van DAF bleek de op het oog eenvoudige bepaling meer en strengere criteria te bevatten dan je bij eerste lezing van de bepaling zou verwachten.

Conclusie

Bij opzegging van een overeenkomst is zekerheid omtrent de rechtsgeldigheid van de opzegging van grote waarde. Ga je ten onrechte uit van een geldige opzegging, dan blijven de verplichtingen uit de overeenkomst van kracht en kun je – als je stopt met nakomen – aansprakelijk zijn uit hoofde van wanprestatie. Aannemende dat bij duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die verplichtingen nog kunnen voortduren gedurende een lange periode, kan de schade waarvoor aansprakelijkheid ontstaat ook aardig oplopen.

Wat deze uitspraak nog maar eens onderstreept, is dat het overeenkomen en toepassen van een opzeggingsbepaling in een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd bepaald geen sinecure is. Duurovereenkomsten zijn er in vele vormen, denk aan distributie-overeenkomsten, periodieke leveringscontracten, exclusieve afname overeenkomsten, etc. Als u van plan bent om zo’n overeenkomst aan te gaan of als u daarover van gedachten wenst te wisselen, neem dan gerust contact met mij op. Ook voor andere vragen over ondernemingsrecht kunt u bij mij of mijn collega’s terecht!

Contact opnemen

Over de blogger
Erik van Loon

Binnen het ondernemingsrecht heeft Erik twee duidelijke specialisaties: het faillissementsrecht en het rechtspersonen- & vennootschapsrecht. Het zijn voornamelijk ondernemers die vertrouwen op deze specialistische kennis van Erik.

Meer artikelen van Erik van Loon
Erik van Loon

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.