07 mei 2020 Ondernemingsrecht Yannick Willems
In een eerder blog schreef ik over de mogelijkheid om een beroep te doen op overmacht, indien een overeenkomst als gevolg van een niet-toerekenbaarheid niet of tijdelijk niet meer nagekomen kan worden.
Soms kunnen de omstandigheden na het sluiten van een overeenkomst zodanig veranderen, dat het nakomen van gemaakte afspraken wel mogelijk is, maar voor één van de contractpartijen (zeer) bezwaarlijk wordt. Onder die omstandigheden kan het wenselijk zijn om de overeenkomst te wijzigen of zelfs te beëindigen. Daarover in deze blog meer.
Bij onvoorziene omstandigheden gaat het om omstandigheden die zijn ingetreden na het sluiten van een overeenkomst en die contractspartijen niet in hun overeenkomst hebben verwerkt. Wat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voorzienbaar was, zal daarbij (mede) een rol spelen.
Iedere overeenkomst gaat er tot op zekere hoogte van uit dat wijzigingen in de omstandigheden voor rekening komen van de partij die wordt getroffen door deze omstandigheden. Slechts in het geval dat deze omstandigheden van zodanige aard zijn dat de wederpartij van degene die aanpassing van de overeenkomst wil, ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, kan sprake zijn van onvoorziene omstandigheden.
Of daadwerkelijke sprake is van onvoorziene omstandigheden wordt beoordeeld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Aan die maatstaf zal niet snel worden voldaan, zo volgt uit enkele voorbeelden in de rechtspraak.
Zo werd in een zaak waarbij een caféhouder een overeenkomst sloot met een leverancier om gedurende 10 jaar slechts van hem bier af te nemen in ruil waarvoor deze leverancier zich borg stelde voor een door de caféhouder aangegane lening, geen wijziging aangebracht door de rechter toen de caféhouder de lening eerder afloste. Dat de caféhouder de lening afloste, waarmee het risico beperkt werd, brengt niet mee dat hij de afnameverplichting eerder kon eindigen. De overeengekomen afnameverplichting was namelijk geen onredelijke tegenprestatie voor de borgstelling van de leverancier.
In een andere zaak werd het verzoek om de koopovereenkomst voor een appartement te ontbinden met een beroep op de krediet- en economische crisis niet toegewezen. Dat de krediet- en economische-crisis van 2008 niet kwalificeert als onvoorziene omstandigheden volgt ook uit een uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lellystad.
Ook in een zaak waarbij een energieleverancier ervoor koos om een overeenkomst te sluiten voor een langere periode tegen een vaste energieprijs leverde bij een flinke prijsstijging geen onvoorziene omstandigheden op. Zo overwoog het hof dat door een overeenkomst af te sluiten voor een bepaalde tijd tegen een vaste prijs, door de energieleverancier bewust het risico werd genomen dat ook tegen een prijs die niet rendabel zou zijn, energie geleverd diende te worden.
Meer recent boog de rechter zich over de vraag of een fee van € 30.000.000 verschuldigd was, moest worden gewijzigd of verminderd als gevolg van de coronacrisis. De rechter beantwoordde beide vragen ontkennend.
In de praktijk bevatten overeenkomsten vaak een zogeheten ‘hardship-clausule’. Deze clausule biedt een regeling voor het geval zich een onvoorziene omstandigheid voordoet. Vaak verplicht deze regeling contractpartijen om met elkaar in overleg te treden om tot een voor beide partijen passende wijziging van de overeenkomst te komen.
Ook indien een dergelijke clausule niet in de overeenkomst is opgenomen, kan het verstandig zijn om ingeval van ingrijpende omstandigheden in overleg te treden met de andere contractspartij.
Leidt het overleg tot niets, dan kan een gang naar de rechter worden gemaakt om de overeenkomst te wijzigen of zelfs te beëindigen. De wetgever heeft in die mogelijkheid willen voorzien. Let wel de rechter kan aan die wijzigingen of aan de gehele of gedeeltelijke ontbinding voorwaarden verbinden.
In het geval sprake is van onvoorziene omstandigheden kunnen contractpartijen met elkaar in overleg treden of de overeenkomst gewijzigd of beëindigd dient te worden. Komen partijen er onderling niet uit, dan kan de gang naar de rechter worden gemaakt om de overeenkomst alsnog gewijzigd of beëindigd te krijgen.
Pas als de omstandigheden van zodanige aard zijn dat de wederpartij van degene die aanpassing van de overeenkomst wil, ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, zal de rechter tot toewijzing overgaan.
Yannick is gespecialiseerd in het vastgoed- en ondernemingsrecht. Hij heeft ervaring met het opzetten van samenwerkingen en ondernemingen, maar houdt zich ook bezig met conflicten binnen ondernemingen.
Meer artikelen van Yannick Willems