24 nov 2020 Letselschaderecht Astrid van Tilburg
Ik schreef er eerder over al over affectieschade. Deze wet, die in werking trad op 1 januari 2019, stelt onder meer ouders, kinderen en echtgenoten in staat een vergoeding voor hun leed te claimen bij de veroorzaker.
Broers en zussen van een slachtoffer behoren niet standaard tot de kring van gerechtigden. Voor hen is er wel een mogelijkheid om aanspraak te maken op vergoeding van affectieschade. Zij kunnen een beroep doen op de zogenaamde hardheidsclausule. Die hardheidsclausule wordt alleen in uitzonderlijke situaties toegepast, waarbij broers en zussen aannemelijk moeten maken (lees: bewijzen) dat zij een ‘nauwe persoonlijke relatie’ onderhielden met het slachtoffer.
Met wisselend succes hebben broers en zussen sinds 1 januari 2019 bij (straf)rechters een beroep gedaan op deze hardheidsclausule.
De rechtbanken Rotterdam en Den Haag hebben de vordering tot vergoeding van affectieschade voor een broer of zus toegewezen. Zie resp. ECLI:NL:RBROT:2019:10581, ECLI:NL:RBROT:2019:10334 en ECLI:NL:RBDHA:2020:450. Het beroep op de hardheidsclausule door broers en zussen slaagde in deze uitspraken dus.
Sinds die uitspraken (uit december 2019 en januari 2020) lijken rechters kritischer te zijn geworden. De rechtbanken Gelderland, Midden-Nederland, Amsterdam en Noord-Nederland (resp. ECLI:NL:RBGEL:2020:1397, ECLI:NL:RBMNE:2020:920, ECLI:NL:RBAMS:2020:2814, ECLI:NL:RBAMS:2020:3129 en ECLI:NL:RBNNE:2020:2117) wezen de affectieschadevorderingen van broers en zussen namelijk af. En ook de rechtbank Limburg (in de bekende strafzaak tegen Thijs H.; ECLI:NL:RBLIM:2020:5621) komt tot eenzelfde oordeel. Volgens de rechtbank was “volkomen helder dat de tweelingzus (!) een nauwe en affectieve relatie had met het slachtoffer en dat zij veel pijn en verdriet ondervonden heeft en ondervindt door de dood van het slachtoffer”. Toch wijst de rechtbank de affectieschadevordering van deze tweelingzus af. Wat mij betreft is dat onbegrijpelijk.
Deze uitspraken zijn een tegenvaller voor broers en zussen die een beroep willen doen op de hardheidsclausule. Toch lijken die uitspraken meer in lijn met de bedoeling van de wetgever: namelijk dat broers en zussen niet tot de vaste kring van gerechtigden behoren.
In zijn antwoord op kamervragen bevestigt minister Sander Dekker van Rechtsbescherming dat nog eens. Volgens de minister is voor de meest directe naasten (echtgenoten, ouders en kinderen) de impact van het letsel of overlijden van het slachtoffer op hun leven in het algemeen het meest ingrijpend. Aan broers of zussen komt om die reden geen standaard beroep toe op de hardheidsclausule.
Wat mij betreft is het niet te verdedigen dat broers en zussen moeten bewijzen dat er een nauwe band was met het slachtoffer, terwijl ouders, kinderen en partners dat bewijs niet hoeven te leveren. Wanneer broers en zussen in dat bewijs niet in slagen, komen zij met lege handen te staan. Daarom hoop ik dat de evaluatie, die de minister op 1 september 2020 ook toezegt, voor broers en zussen gunstig uitpakt. In de evaluatie van de Wet vergoeding affectieschade zal de minister namelijk ook de (afbakening van de) groep aanspraakgerechtigden betrekken. Helaas duurt het tot 2024 voordat het zo ver is: de wet wordt vijf jaar na haar inwerkingtreding geëvalueerd.
Astrid werkt sinds oktober 2015 als jurist bij de sectie Letselschade van AK Advocaten.
Meer artikelen van Astrid van Tilburg