Het is vreemd te moeten constateren dat rechtbanken in Nederland in zaken die een vrijwel gelijke feitelijke achtergrond hebben tot verschillende uitspraken komen.
Rechtbank Midden-Nederland
Afgelopen dinsdag werd een
uitspraak gepubliceerd van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juli jongstleden over een zogenaamde swapzaak. Een materie waarover ik vaker een blog heb geschreven. Ter herinnering: een swapcontract is een rentederivaat waarbij de klant van een bank aan-zienlijke risico’s loopt, met name ten aanzien van het ontstaan van een negatieve waarde. Die negatieve waarde kan de klant veel geld kosten.
De rechtbank oordeelt dat - zakelijk samengevat - de klant moet bewijzen dat de bank niet aan haar bijzondere zorgplicht heeft voldaan. De klant moet dus bewijzen dat de bank de klant niet gewezen heeft op de bijzondere risico’s van het swapcontract, te weten het ontstaan van een negatieve waarde waar de klant voor opdraait. Die uitspraak lijkt mij onjuist. Het is immers aan de bank om aan te tonen dat zij haar dossier op orde heeft en dat zij klanten wijst op risico’s. Indien zij in een procedure niet kan aantonen aan de hand van schriftelijke stukken, dat zij een klant gewezen heeft op bepaalde risico’s, dan dient een rechtbank te overwegen dat voorshands vaststaat dat de bank niet voldaan heeft aan haar zorgplicht en dat het aan de bank is om het tegendeel te bewijzen. Met andere woorden: bank, bewijs jij maar dat je de klant specifiek op alle risico’s hebt gewezen.
Rechtbank Amsterdam
De rechtbank Amsterdam deelt die mening: op 6 augustus jongstleden
oordeelde de rechtbank dat de bank dient te bewijzen dat zij de klant voldoende heeft geïnformeerd.
Tegenstrijdig
Mij bevreemdt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Ten eerste rijst de vraag of de rechtbank wel kennis heeft genomen van een eerdere
uitspraak van het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. Die uitspraak kan op dit moment als toonaangevend worden gekwalificeerd als het gaat om swapzaken. Naar mijn mening had de rechtbank Midden-Nederland het vonnis van 23 juli jongstleden niet gewezen als zij zorgvuldig kennis had genomen van deze uitspraak.
Afstemming tussen rechtbanken blijkt moeilijk
Nog meer verwondert het, dat rechtbanken blijkbaar niet in staat zijn om middels een eenvoudige database met elkaar af te stemmen welke zaken men in behandeling heeft indien het zo’n specifieke materie betreft. Ik begrijp ook wel dat je niet iedere burenruzie of echtscheiding kunt opnemen in een databank zodat uitspraken op elkaar kunnen worden afgestemd. Echter, een kwestie zoals problematiek rond swapcontracten, waarmee op dit moment in Nederland een negatieve waarde van 2,7 miljard euro gemoeid is, zou toch tot een grotere mate van onderlinge zorgvuldigheid moeten kunnen leiden. In ieder geval moet mijns inziens worden voorkomen dat in zaken over een zo belangrijke materie door rechtbanken tegenstrijdige vonnissen worden gewezen: het mag dan zo zijn dat Nederland verdeeld is in arrondissementen waarin verschillende rechtbanken werkzaam zijn, dat neemt niet weg dat men in Nederland, ook wat betreft men noemt “lagere rechtspraak” rechtseenheid mag verwachten.