03 mei 2021 Omgevingsrecht Renata Königel
Omwonenden kunnen van een windpark veel hinder ervaren. Denk aan slagschaduw, geluidshinder of aantasting van uw uitzicht. In het Activiteitenbesluit milieubeheer (Barim) en de Activiteitenregeling milieubeheer (Rarim) zijn wettelijke normen opgenomen voor onder andere geluid, slagschaduw, licht en externe veiligheid van windturbines. Als het windpark voldoet aan de normen van het Barim en Rarim, wordt er vaak vanuit gegaan dat het plan door kan gaan.
Omwonenden van windturbines vinden de normen uit het Barim en Rarim niet streng genoeg. Daarom beroepen omwonenden zich voor de rechter erop dat voor het Barim en Rarim een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Dit beroep wordt gebaseerd op de Europese richtlijn 2001/42/EG inzake de beoordeling van gevolgen voor het milieu van bepaalde “plannen en programma’s” (SMB-richtlijn). Uit de SMB-richtlijn volgt dat voor bepaalde plannen en programma’s een MER moet worden opgesteld. Met een MER worden de milieugevolgen van een windpark in kaart gebracht, voordat daarover een besluit wordt genomen.
In 2017 wees het Europees Hof van Justitie (HvJ) arrest in de Vlaamse zaak d’Oultremont. In deze zaak interpreteerde het HvJ het begrip “plannen en programma’s” uit de SMB-richtlijn ruim. Een “plan of programma” is volgens het HvJ “elke handeling die een groot pakket van criteria en modaliteiten vaststelt voor de goedkeuring en uitvoering van projecten”. Het besluit van de Vlaamse regering met sectorale voorwaarden voor windturbines was volgens het HvJ een “plan of programma”, omdat dit verschillende bepalingen voor de installatie van windturbines bevat die moeten worden nageleefd bij het verlenen van vergunningen en exploitatie van windturbines. Een MER was dus noodzakelijk.
Er werd met spanning gekeken naar de gevolgen van deze uitspraak voor de Nederlandse rechtspraak. De hoogste Nederlandse bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS), hield echter de boot af. In onder andere de uitspraak over windpark Battenoord oordeelde de RvS dat het Barim en Rarim niet concreet bijdragen aan de totstandkoming van een of meer windparken. Het Barim en Rarim bevatten randvoorwaarden waaraan elk windpark moet voldoen. Daarom zou geen sprake zijn van een “plan of programma” en zou geen MER hoeven te worden gemaakt.
Op 25 juni 2020 heeft het HvJ het Aalter en Nevele-arrest (ook wel Vlarem II) gewezen. Omwonenden procedeerden tegen de Vlaamse gemeenten Aalter en Nevele over de bouw van vijf windturbines. De bouw en de exploitatie van de vijf windturbines werd vergund op grond van Vlaamse milieuregels. De omwonenden verwezen naar de SMB-richtlijn, waarin is bepaald dat een MER moet worden gemaakt bij bepaalde “plannen en programma’s”.
Het HvJ oordeelde dat voor de algemene Belgische milieunormen voor onder andere slagschaduw, geluid en veiligheid van windparken, een MER moet worden gemaakt. Daarbij overwoog het HvJ expliciet dat ook algemene wettelijke regels of beleidsregels over de bouw en exploitatie van windturbines een “plan of programma” zijn waarvoor een MER moet worden gemaakt. Verder oordeelde het HvJ dat als in strijd met de SMB-richtlijn vooraf geen MER is opgesteld, de rechtsgevolgen van het “plan of programma” niet in stand kunnen blijven. Dat is alleen anders als hierdoor een rechtsvacuüm zou ontstaan of de elektriciteitsvoorziening in het gedrang zou komen.
Het Nevele-arrest kan potentieel stevige gevolgen hebben voor Nederlandse windzaken. Het is in ieder geval de vraag of de jurisprudentielijn van de RvS nog houdbaar is. De RvS heeft daarom op 6 april 2021 enkele windzaken behandeld waarbij een beroep is gedaan op het Nevele-arrest. Het betreft de windparken Goyerbrug, Delfzijl Zuid Uitbreiding en Karolinapolder. Op de zitting stond de vraag centraal of voor het Barim en Rarim een MER had moeten worden gemaakt.
Of de RvS daadwerkelijk zal concluderen dat voor het Barim en Rarim een MER moet worden gemaakt, is afwachten. Het is namelijk niet zeker of het Barim en Rarim onder de werkingssfeer van de SMB-richtlijn vallen. Als de RvS tot de conclusie komt dat een MER had moeten worden gemaakt, is vervolgens de vraag wat de gevolgen daarvan zullen zijn. Voor windparken met een onherroepelijke omgevingsvergunning en/of bestemmingsplan moet normaliter van de rechtmatigheid worden uitgegaan. Voor windparken waarvoor de besluitvorming nog niet onherroepelijk is, kunnen de gevolgen groter zijn. In het Nevele-arrest biedt het HvJ echter de ruimte om bijvoorbeeld (tijdelijk) de normen te handhaven om een rechtsvacuüm te voorkomen. Dat kan de wetgever de ruimte bieden om in de tussentijd een MER te maken voor het Barim en Rarim. De hamvraag is vervolgens wat uit dat MER komt. Zal het MER aanleiding zijn voor strengere normen voor windturbines? Zodra de RvS uitspraak heeft gedaan, informeren wij u verder met een blog.
AK advocaten heeft ruime ervaring met windenergie en planschade door windturbines. Neem vrijblijvend contact op met Renata Königel.
Renata heeft jarenlang als jurist bij verschillende Brabantse gemeenten gewerkt. Hierdoor heeft zij veel kennis van de gemeentelijke organisatie en regels. In 2013 heeft Renata de overstap naar de advocatuur gemaakt.
Meer artikelen van Renata Konigel