15 jun 2021 Algemeen Yannick Willems
In een recent blog schreef ik over de per 1 april 2021 geldende beperkingen aan de omvang van processtukken in hoger beroep.
Deze beperkingen deden binnen de advocatuur nogal wat stof opwaaien, hetgeen ertoe leidde dat een groep advocaten besloot om een kort geding te starten. Dit kort geding had ten doel de beperkingen van tafel te krijgen, dan wel te bewerkstelligen dat aan de beperkingen in ieder geval tijdelijk geen uitvoering wordt gegeven. In dit blog ga ik kort in op het (tussen)vonnis dat inmiddels is gewezen.
Uit het vonnis volgt dat de rechter geen grond ziet om de beperkingen tijdelijk op te schorten. Om een gedegen oordeel te vellen over de juridische houdbaarheid van de beperkingen, ziet de rechter aanleiding om enkele (prejudiciële) vragen te stellen aan de Hoge Raad.
Zo wil de rechter van de Hoge Raad onder meer weten of het hof bevoegd is om in hoger beroep: (i) te beslissen dat een processtuk aan een maximale omvang is gebonden en (ii) een processtuk mag worden geweigerd wanneer dit de vooraf bepaalde omvang overschrijdt of bijvoorbeeld buiten beschouwing mag worden gelaten.
Vooruitlopend op de antwoorden van de Hoge Raad, geeft de rechter toch alvast een voorlopig oordeel in zijn vonnis. Zo acht de rechter de invoering van de beperkingen van de omvang van processtukken niet onnodig of onverantwoord. Daarnaast is de rechter van oordeel dat de hoven de bevoegdheid hebben om de omvang van de processtukken te beperken.
Zodra de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de rechter zich opnieuw buigen over de kwestie. Wordt (helaas) vervolgd!
Vragen over deze kwestie? Neem contact op met mij of één van mijn collega’s!
Yannick is gespecialiseerd in het vastgoed- en ondernemingsrecht. Hij heeft ervaring met het opzetten van samenwerkingen en ondernemingen, maar houdt zich ook bezig met conflicten binnen ondernemingen.
Meer artikelen van Yannick Willems