Wanneer wijkt een rechter bij kinderalimentatie af van de forfaitaire benadering?

05 jul 2021 Familierecht Anoeska van Ginderen

N.b. Dit artikel is meer dan een jaar geleden voor het laatst gewijzigd. De informatie kan verouderd zijn.

Sinds april 2013 is voor de berekening van kinderalimentatie gekozen voor een forfaitair rekensysteem. Dat houdt onder meer in dat er voor wat betreft de woonlasten van ouders gerekend wordt met een vast percentage ten opzichte van hun inkomen. Er wordt dus niet gekeken naar de werkelijke woonlasten; gerekend wordt met een bedrag aan woonlasten dat gelijk is aan 30% van het netto besteedbaar inkomen. Dat kan inhouden dat de werkelijke lasten hoger of lager uitvallen dan het bedrag waarmee gerekend wordt. En dus dat men feitelijk meer of minder kinderalimentatie zou kunnen dragen.

De rechter wijkt niet snel af van deze forfaitaire woonlast. Slechts in uitzonderlijke gevallen, is een rechter van mening dat de forfaitaire benadering buiten beschouwing gelaten moet worden.

Op 16 april 2021 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over dit onderwerp. Aan de hand van een voorbeeldcasus zal ik deze uitspraak bespreken en toelichten welke gevolgen dit voor de praktijk heeft.

De uitspraak

Uit de relatie tussen Freek en Merel zijn 2 kinderen geboren. In 2015 gaan ze uit elkaar. De kinderen blijven samen met Merel in de voormalige echtelijke woning wonen. Freek betrekt een andere woning. In overleg spreken zij af dat Freek € 225 per kind per maand aan kinderalimentatie zal betalen.

Merel verzoekt de rechtbank – na enkele jaren – om de door Freek aan haar te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 340 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek af en bepaalt dat Freek € 162 per kind per maand moet betalen. In hoger beroep volgt het hof de beschikking van de rechtbank.

Merel besluit de zaak voor te leggen aan de Hoge Raad. Zij is van mening dat het hof met de werkelijke woonlast van Freek rekening had dienen te houden, nu (1) Freek in hoger beroep heeft erkend dat zijn werkelijke woonlasten slechts € 95 per maand bedragen, terwijl de forfaitaire woonlasten € 678 bedragen, en (2) toepassing van de forfaitaire rekenmethode tot gevolg heeft dat er onvoldoende draagkracht is om in de kosten van de kinderen te kunnen voorzien. Wanneer er gerekend zou worden met de werkelijke woonlasten van Freek, zou er wel volledig in de behoefte van de kinderen voorzien kunnen worden.

De Hoge Raad overweegt dat de rechter, indien met de berekende draagkracht niet (geheel) in de behoefte van de kinderen kan worden voorzien en er aanwijzingen zijn dat de werkelijke woonlasten van de ouder in kwestie duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het forfait, er steeds nagegaan dient te worden of – wanneer er rekening gehouden zou worden met de werkelijke woonlasten – de draagkracht van die ouder, zou leiden tot een hogere kinderalimentatie. Indien dit het geval is, dient de rechter ofwel deze hogere bijdrage op te leggen, ofwel te motiveren waarom hij daartoe, gelet op de verdere omstandigheden van het geval, geen aanleiding ziet. De Hoge Raad vernietigt en verwijst.

Voor de praktijk houdt dit in dat, wanneer er sprake is van een substantieel lager bedrag aan woonlasten ten opzichte van het forfait, er eerder succesvol betoogd kan worden dat er rekening gehouden dient te worden met de werkelijke woonlasten. En dan met name wanneer er anders niet volledig in de kosten van de kinderen kan worden voorzien.

Vragen?

Heb je naar aanleiding van dit blog vragen over het wijzigen van kinderalimentatie of andere vragen omtrent Familierecht? Neem dan nu contact met ons op. Wij staan voor je klaar en helpen je graag!

Contact opnemen

Over de blogger
Anoeska van Ginderen

Anoeska is gespecialiseerd in het familierecht. Zij is zowel advocaat als mediator. Haar praktijk bestaat voornamelijk uit echtscheidingen en de verbreking van samenlevingen.

Meer artikelen van Anoeska van Ginderen
Anoeska van Ginderen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.