De Raad voor de Rechtspraak (“RvR”) heeft recentelijk voorgesteld een speciale rechtbank in Nederland op te richten die grote nationale en internationale handelsgeschillen zal behandelen.
Betekent dit dat de rechtbank een alternatief wordt voor de meestal snellere arbitrageprocedure, en dat u uw handelspartner met wie u een geschil heeft effectiever kunt aanpakken? Helaas, dit lijkt een luchtkasteel te zijn.
Achtergrond voorstel RvR rechtbank voor handelsconflicten
Volgens de voorzitter van de RvR zal een degelijke rechtbank “bepalend zijn voor het vestigings- en ondernemingsklimaat in een land”. En is de speciale rechtbank nodig om “economisch en juridisch aan de top te willen blijven”. Ik vind de gedachte als zodanig zeker origineel maar geloof er eerlijk gezegd niet in. In mijn hoofdzakelijk internationale praktijk is mij de afgelopen 27 jaren niet gebleken dat dit is wat directieleden van een grotere of kleinere onderneming, die actief zijn in het internationale handelsverkeer (bijv. distributie, agentuur, franchise, licenties) en regelmatig aandeelhoudersovereenkomsten met een buitenlandse partner sluiten, nu echt missen. Daarnaast miskent een mogelijke oprichting van een dergelijke rechtbank dat buitenlandse bedrijven helemaal niet staan te springen om Nederlands recht van toepassing te verklaren op hun rechtsrelatie. En dit laatste is wel cruciaal om de beoogde nieuwe rechtbank een sterk profiel te kunnen geven.
Wat heb je nu echt aan een Nederlands vonnis in het buitenland?
Indien je werkelijk wilt meespelen, als “klein land”, dan lijkt het zaak te zijn om eerst eens te kijken of we niet moeten beginnen met het verplicht erkennen van een Nederlands vonnis in veel meer andere landen dan op dit moment het geval is.
De erkenning van Nederlandse vonnissen in de EU is formeel weliswaar goed geregeld maar in de praktijk schort het vaak aan executiemogelijkheden omdat in veel landen de mogelijkheden van een conservatoir/bewarend beslag beperkt zijn en er daarnaast in de praktijk helaas veel vertragingstactieken kunnen worden toegepast. Vaak is (de activa van) de vogel dan, nadat een Nederlands vonnis is verkregen, gevlogen. Het lijkt verstandiger om met de beperkte middelen die de ministeries hebben in EU-verband om dit soort kwesties te uniformeren. Dit zet naar mijn mening meer zoden aan de dijk.
Een mooi/gunstig Nederlands vonnis: wat doe je er mee in bijv. Australië, Brazilië of de Verenigde Staten?
Met heel veel landen buiten de EU bestaan geen verdragen die buitenlandse autoriteiten verplichten om Nederlandse vonnissen te erkennen. Natuurlijk, de Nederlandse procedure is niet (helemaal) voor niets. Maar je moet wel opnieuw beginnen, dat wil zeggen een nieuwe procedure starten bij de bevoegde rechter in de regio van de vestigingsplaats van bijv. je Amerikaanse wederpartij, indien je uiteindelijk daadwerkelijk beslag wilt kunnen leggen op zijn activa in de Verenigde Staten. Daarbij zal de Amerikaanse rechter zeker meewegen wat er allemaal is geschreven en geoordeeld in de Nederlandse procedure, maar hij is er formeel niet aan gebonden. En dan heb ik het nog niet over de aanzienlijk hogere proceskosten van een procedure in de Verenigde Staten. Vaak is het verstandiger om dan maar meteen een procedure ter plekke te beginnen als de mogelijkheid daartoe bestaat.
Arbitrage bij een gerenommeerd arbitrage-instituut: een te sterke concurrent voor menig rechtbank?
De Internationale Kamer van Koophandel, de London Court of International Arbitration, de American Arbitration Association, de Swiss Chambers’ Arbitration Institution, CEPINA in België of ons “eigen” Nederlands Arbitrage-Instituut, worden vaak genoemd als arbiters in internationale overeenkomsten. De reden is simpel: er is een bepaald internationaal verdrag dat (heel) veel landen (wel) hebben ondertekend dat de erkenning van een arbitraal oordeel in het een aangesloten land door een ander aangesloten land regelt. Behalve het zeer ruim dekkende internationale verdrag is er nog het aspect dat de arbiters vaak zeer ervaren mensen uit de praktijk zijn die hun praktische kennis ten dienste kunnen stellen aan de oplossing van een conflict.
Zoals wel vaker: “bezint eer ge begint”
Cliché, maar waar. Het bovenstaande is slechts een greep. Elke week kom ik wel iets tegen in de internationale praktijk waarbij ik me afvraag hoe ik weer moet uitleggen aan mijn binnen- of buitenlandse klant dat iets in een ander EU-land of daarbuiten op een heel andere manier is geregeld dan in de EU of daarbuiten, en dat het eventueel toepasselijk verklaren van bijv. het Engelse recht door zijn heel andere wortels dan het Nederlandse recht hem echt noodzaakt veel scherper te letten op meer dan enkele hoofdpunten op de bekende één of twee A4tjes. Het internationaal uniformeren van (veel) meer onderdelen van het overeenkomstenrecht en ook van het eigendoms- en zekerheidsrecht heeft naar mijn mening een veel grotere prioriteit dan het opzetten van een speciale rechtbank voor grote nationale en internationale handelsconflicten.