Een kijkje in een EU-arrest over betalingsachterstanden

21 mrt 2024 Ondernemingsrecht Yannick Willems

In dit blog staat een arrest centraal van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna ook: ‘HvJ’) van 4 mei 2023. Het arrest draait om de uitleg van Richtlijn 2011/7/EU (hierna ook: ‘Richtlijn’), opgesteld om betalingsachterstanden bij handelstransacties aan te pakken. Het Tsjechische grondwettelijk hof stelde drie ‘prejudiciële’ vragen, waarvan de antwoorden ook relevant zijn voor betalingsachterstanden tussen ondernemingen in Nederland.

Ik wil meer weten over ondernemingsrecht

De zaak in het kort

De zaak die leidde tot de prejudiciële vragen betrof twee in Tsjechië gevestigde bedrijven: ALD en Gedem. Ze hadden vijf handelsovereenkomsten gesloten voor de huur van auto’s. Volgens de algemene voorwaarden moest ALD afzonderlijke facturen uitreiken voor de bedragen die Gedem verschuldigd was voor de auto’s. Gedem moest deze bedragen betalen op de vervaldatum die op de facturen stond. Gedem kon echter op een gegeven moment de huur niet meer betalen en werd uiteindelijk zelfs failliet verklaard. Dit leidde tot een reeks juridische procedures.

De vordering

ALD, ontevreden met de situatie, eiste betaling van 25 facturen en vorderde per openstaande factuur een vast bedrag aan invorderingskosten. De rechter wees de betalingsachterstand van Gedem toe, maar kende slechts vijf keer een vast bedrag aan invorderingskosten toe. Het Tsjechische besluit waarop het vaste bedrag aan invorderingskosten is gebaseerd, is artikel 6 van de Richtlijn.

ALD ging in beroep, maar het vonnis bleef in hoger beroep in stand.

ALD gaf niet op en stelde een grondwettelijk beroep in. Het hof oordeelde dat de rechter het recht van ALD op een eerlijk proces had geschonden door niet te onderzoeken of het noodzakelijk was om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ op basis van Europees recht. Dit grondwettelijk beroep leidde tot de vernietiging van het arrest en de zaak werd terugverwezen.

Prejudiciële vragen

De rechter aan wie de zaak werd terugverwezen, stond voor een dilemma: moet een schuldeiser voor elke betalingsachterstand een vast bedrag aan invorderingskosten betalen, zelfs als de niet-betaalde bedragen kleiner zijn dan dat bedrag? Of is het voldoende dat deze schuldeiser één vast bedrag ontvangt voor alle betalingsachterstanden die zich hebben voorgedaan bij de uitvoering van die handelsovereenkomst?

De zaak werd geschorst en er werden drie vragen gesteld aan het HvJ:

  1. Aan welke criteria moet worden voldaan om aanspraak te kunnen maken op ten minste het vaste bedrag van € 40 bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Richtlijn ingeval sprake is van een handelsovereenkomsten en van een terugkerende en/of voortdurende prestatie?
  2. Kan een nationale rechter weigeren om een vordering van het vaste bedrag aan invorderingskosten van € 40,- toe te wijzen?
  3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: onder welke voorwaarden kan een nationale rechter weigeren om het bedrag toe te kennen?

Het antwoord op deze vragen is ook voor Nederlandse ondernemingen relevant, omdat de Nederlandse wetgever artikel 6 van de Richtlijn in de wet heeft verwerkt en bij betalingsachterstanden daarop een beroep kan worden gedaan.

incassokosten ondernemingsrecht

''Bij een betalingsachterstand is het verstandig om te controleren of er per factuur aanspraak kan worden gemaakt op het vaste bedrag voor invorderingskosten.''

Uitleg van de Richtlijn

Om de eerste vraag te beantwoorden, wordt er gekeken naar artikel 6 lid 1 van de Richtlijn. De Richtlijn heeft als doel betalingsachterstanden te ontmoedigen en de schuldeiser te beschermen.

Artikel 6 lid 1 en lid 2 van de Richtlijn moet volgens het HvJ zo worden uitgelegd dat het vaste minimumbedrag van € 40,-, als vergoeding voor invorderingskosten, verschuldigd is aan een schuldeiser die zijn verplichtingen niet is nagekomen. Dit geldt voor elke niet op de vervaldatum verrichte betaling voor een handelstransactie die blijkt uit een factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling. Dit geldt ook wanneer de achterstanden betrekking hebben op meerdere periodieke betalingen ter uitvoering van een en dezelfde handelsovereenkomst.

Het feit dat de schuldenaar meerdere achterstanden heeft in periodieke betalingen ter uitvoering van één enkele handelsovereenkomst, kan dus niet tot gevolg hebben dat het verschuldigde vaste minimumbedrag als vergoeding van de invorderingskosten voor elke betalingsachterstand beperkt wordt tot één enkel vast bedrag.

Rol van de nationale rechter

Bij de tweede vraag vroeg de rechter zich af of een nationale rechter het vaste bedrag mag weigeren of verlagen als de betalingsachterstanden zelf lager zijn dan het vaste bedrag aan invorderingskosten.

Aanvankelijk werd getwijfeld of deze tweede vraag kon worden beantwoord, omdat deze vraag hypothetisch van aard zou zijn, aangezien de totale vordering van ADL veel hoger was dan het vaste bedrag dat zij vorderde aan invorderingskosten. In een dergelijk geval kan het HvJ inderdaad weigeren om uitspraak te doen op een prejudiciële vraag, omdat er dan eigenlijk geen sprake is van een ‘echt’ geschil.

Hoewel de totale vordering van ADL hoger was dan het gevorderde vaste bedrag aan invorderingskosten, betekent dit niet dat de vraag hypothetisch is. Het stond namelijk niet vast dat dit ook op factuurniveau gold.

Het antwoord op de tweede vraag is dat de Richtlijn zich er – in beginsel – tegen verzet dat een nationale rechter het vaste bedrag aan invorderingskosten weigert of verlaagt. Dit geldt ook wanneer de betalingsachterstand die zich voordoet in het kader van een en dezelfde overeenkomst en betrekking heeft op geringe bedragen of zelfs bedragen die lager zijn dan dat vaste bedrag.

Gelet op dit antwoord, kon vraag 3 onbeantwoord blijven.

Conclusie

Samengevat, bij een handelsovereenkomst en betalingsachterstand is het verstandig om te controleren of er per factuur aanspraak kan worden gemaakt op het vaste bedrag voor invorderingskosten. Als je daar hulp bij nodig hebt, neem dan gerust contact op met mij of een van mijn collega’s van de sectie ondernemingsrecht.

Ik ga contact opnemen

Over de blogger
Yannick Willems

Yannick is gespecialiseerd in het vastgoed- en ondernemingsrecht. Hij heeft ervaring met het opzetten van samenwerkingen en ondernemingen, maar houdt zich ook bezig met conflicten binnen ondernemingen.

Meer artikelen van Yannick Willems

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.